dinsdag 31 augustus 2010
Oh gotter me god
ik je verloochenen
als man omarmde
ik
je even en liet
je vallen als een steen
je had immers geen weet van al die dingen die men
je verweet
je gewetenloos
je schurkte tegen mij aan
je was alleen toen
ik
de tuin betrad
in vroege ochtendnevel
je zat verscholen in het nauw
je hing weerspiegelend
je schepping te aanschouwen
je was zijdelings verward met spinrag
je was die druppel natte dauw
jij die onder mijn schampere beweging dreigde
te vallen door het raken aan mijn mouw
ik was de vader jij de zoon
die met klein gedierte speelde je kon verwonderen
mij liet zien hoe kwetsbaar broos en jong
je bewoog door al
je wonderen die
je met kindzijn eeuwig liet zijn
ik zag dat alles goed was
je schoorvoetend groeien
je ontluiken tot wasdom komen
jezelf weer vergetend tot
je weer tot inzicht kwam
je weer terloops
je toonde
je gewoon weer om het even
je was weer waar
ik je trof
een boom afgeladen zwaar
een struik die tegen de herfst
aanschurkte bij de ondergaande zon
je wat verveelde en speelde met licht
je schaduwde me even
je aanschouwde weer mijn tred op
je modderwegen
je raakte weer ontroerd toen ik
je weer beroerde
een tak
een jas
een bedauwd bloemhoofd
een late avondzon
een natte mouw
een zijdelings bewegen
een enkel loos gebaar
een eeuwigheid gevangen
je deed weer alsof
ik geloofde
je was weer vocht
je hing weer aan
je toonde alles toen 't drupte
je regende domweg jij
tot je eeuwig zijn bevangen
maandag 30 augustus 2010
Ze
aan 'foute' vrienden
huwelijken stuk voor stuk
ze
hield van mannen scharen
tot over haar oren schulden
ze
viel ze een voor een af toen
ze
struikelde als marsepijn
op de verkeerde man
ze
het zeurde na
toen het wat uitging
dovend
als de nachtkaars
ze
wist zich niet te binden
aan stervensgroot verdriet
met wat hij naliet hield
ze
geen rekening met vereffenen
van gedeelde zin
hoe hij z'n weduwe
met zijn kinderen
op de valreep dood
verried
ze
hield smadelijk haar
mond gesnoerd daarin
rouwend in eigen grief
Ergens halverwege
een verharde dijk verzonken diep
als gegoten zat in het beton het kozijn
uit te kijken hoe of hij insliep
daar een ruimte in schiep
dromend van water
dat de kruipruimte in liep
tegen de ruiten vloog een buckfast
zich te pletter. Het was monnikenwerk
om zover te komen. Maar de tijd hield stand
en oogluikend viel het schemer moedeloos
omhoog. Ook de maan was al halverwege
aan het staken toen het opviel hoe blauw
de werkelijkheid wel was. Iemand schiep
genoegen een ander juist weer niet.
Zo kreeg je yin met yang ergens anders bedacht, maar dat deed niet
ter zake. Men was tevreden gesteld dat het daarbij bleef. Vervelend om
te ervaren hoe schipbreuk alles leed.
De verzopen reekalveren die oeverloos opgeblazen zich dik maakten over
het stijl kanaalpand. Iets schoot in het verkeerde keelgat, iets ook
weer niet. Want plat uiteen gereden deed de egel wel verslag hoe
anders toch het karrenspoor meer rechtdoor zee iets van levenstekens
had. Er was een haan en nog wat kerkornamenten, men sprak schande
ergens van.
Het moet gezegd, het viel tegen. Een misthoorn luid en het vuurtoren
rood verheven genoten aan de kim van deze scheurbuik die op de valreep
schipbreuk leed.
Geen man overboord gilde een sirene gelijktijdig met save our souls.
Niemand keek meer raar op toen de zon scheen, bleek de drenkeling een
verstekeling, die niet gemist nooit opgegeven was.
Er staken skeletdelen uit de grond, naast een oud harpoen. Een even
oude man verhaalde nog wat over potvis die nu in levertraan verpakt wat
viezig leek weergegeven op het blakende kindergezicht.
Ze zijn wel haast uitgestorven op Schiermonnikoog dat nogal loenste
naar omhoog. Om vooral niets prijs te hoeven geven van het bakzeil
halen in het kielzog van die verrottumerplaat. Had men maar een kanaal
gegraven om doorgang te geven aan al dat zeewater dat nu het eiland in
bezit nam.
De man die nogal bezopen zat te staren op de duin vroeg zich af in
welke pan hij kon gaan slapen nu alles ondergelopen was.
Voorbidden
de zegen preken of
over hem uitspreken
als die sterven moet
het helpt niet
je kunt later van verdriet
op z'n kist staan timmeren
op z'n graf rondspringen
het helpt je niet
je kunt in zak en as verdrinken
van wat rest de roet
verstrooien bij de boom
het helpt je niet
je kunt zoveel je wilt berouwen
hij is er niet
dan waar je ziet
te denken dat hij bij je is
te voelen hoe van binnen licht
hij is nu alles wat hem was
Je kunt zoveel je wilt
van hem zijn met vlees en bloed
dat naliet met ieder lichaam
dat je ziet en zie
voor altijd zolang je leeft
de herinnering dichterbij
haast je niet
hij is waar je'm ziet
altijd
zondag 29 augustus 2010
Ik heb een mens gezien
al dat geschrijf
om niets
vage herinneringen
van vervreemde tijden
een kleine uitsnede
van mezelf bloed heftig
dan druk ik mij voorzichtig uit
het dovend lichtend voorbeeld
zie hoe de wereld wordt verslagen
Pathos
met waarden en normen,
te belanden in de goor.
Het rechte spoor herwonnen uit naam
van jezus, hun Lieve Heer.
Toch naar aller waarschijnlijkheid weer,
dood door schuld, van god los.
Om van leer te kunnen trekken tegen
terechtgeaarden die, uit zijn naam,
van alles mogen uitkramen.
Op de dag des Heere, klaarkomen van geweld, mijn god wat gaan ze toch tekeer.
In geweer en teweer gesteld met hun ontvolkte ziel zaad geschoten. Die
daar in de baarmoeder een splijtzwam slijmdraad woekeren laat.
Sporen zet en weer verdient met harde hand, hardleers, met godswoord
nog vers in de hand zo vleselijk die weer overspeelt in
bastaardjongen.
Met uit de hand van de linker niet weet hoe de rechter weer tekeer
zich stelt tegen alles wat in hun macht ligt uit te huilen als ziek
kind. Van geen rekening gediend maakt hun erfdeel een zondeval waar
geen profeet van oude stal de waarheid nog herstellen zal lopen zij
blind van lust ontzielt te raad bij de moeder maagd die nooit iets
anders dan onschuld heeft gebaard.
Zij die afgerukt, van wortels ontbloot, de naakte waarheid niet meer
zien en slechts in mammon hun heilsoldij inzien.
zaterdag 28 augustus 2010
Teder
haalt opgelucht en dregt
naarstig in de smok adem
kijkt hopend op neervalt
geblader dat speels
de zon belaserd in tegenlicht
weerspalt wat overdreven
gespleten zinnebeelden
verstrooiend nevelig
maar weerbarstig
onbegrijpelijk lispelend
verstaanbaar ruisen uit
de kroon gestoken lied
vrijdag 27 augustus 2010
Het gaat steeds teletexyer
waar eerder soortgenoten aan opgeknoopt werden
en stookte wat bijgelovig kloterig cook
uit een jungle van wilde gedachten in Venezuela
waar juist wat van die troep werd opgediept
terwijl even verderop
in de aardkloot verloren wel ja
tientallen mijnwerkers
goed opgeborgen op
de wedergeboorte rond
kerst wachten
komt juist opdat moment
een Jap langs met de oproep
om dat verdomde blik van Toyota
te retourneren voor u
er ook door naar de kloten gaat
in de veilig ingerichte badkuip
staat het water aan de schaamlippen
wat niet ligt aan klimaatveranderen
maar domweg domme pech jaja
de neerslag van regen heet
terwijl diezelfde badgasten doodleuk
met veel kloten sleutelen aan een nieuwe
energieneutrale kuip met Maaswater
om de boel wat bij elkaar te houden
doneren dezelfde waterlanders
vanuit hun ondergelopen kelders
een euro per persoon aan Pakistan
dat wat hardleers de islam aanhangt
met hun kloterige kernkoppen
er worden nog wat Spykers op laag water
gezocht in Zweden waar een malafide rus
geld stak in automobiele inrichtingen
van plaatwerkers die nog steeds goedgelovig
werken aan imbeciel vierwielige oliepompjes
die toch wel naar de kloten gaan
op zeer kleine schaal werd nog wat gelubberd
met een formatie aan achterlijke dakhazen
die hoog bevlogen logen over bezuinigen
terwijl juister die steenpuisten gelijk drie hanen
staan te kraaien met wat voor vreemd-
soortige waarden en normen ze ons verlogenen.
Treffelijk
haar oppervlakkig wezen
dat vluchtig er onder bewogen raakte
van rimpelingen in de tijd
die om herhaling vragen waar woorden
verder dragen in verijlen van teer weefsel
dat beeldend delen in de geest van heerlijk leven
Waar bent u naar
ik google maar wat aan
zoek mijn weg
in wat ik kwijt ben
of zoek mij kwijt
met waar ik weg ben
raak daar zo
mijn spoor bijster
raak bijster
mijn spoor daar
donderdag 26 augustus 2010
De kringloop
in hergebruik komt verval tot leven
zie je piano's de toets van nieuwe vingers
beroeren in klankkleuren in een vreemde
open ruimte waarin alles tweede hands klinkt
een boek beduimelt omgeslagen overspel
speelt door andere ogen de stoel met verse billen
bekleedt de broek voor de verandering andere schaamdelen
bedekt de prul weer status van het etaleren heeft
een oud echtpaar hun hernieuwde jeugd
ervaart een jong stel de oude troep voor nieuw
lief heeft en alles afgerekend spot goedkoop
een tweede leven krijgt tot afgeschreven de tel kwijt
met gratis afleveren bij de kringloop duurzaamheid weergeeft
woensdag 25 augustus 2010
Verzet
leven in een perspectief
van een moederspin
die alles van weet
van difterie dat echt ging
aan het hart
wat verzint over verderf
dat zat al in de kiem
gesmoord door al dat
een broertje dood in schildersverdriet
met oog om oog en tand om tand
met in de aard een grondgedachte
wat bloedzuigers in het vertier
van eeuwig zalig lieflijk heden
in verlies met het ter aarde bestellen
betaal je per vierkante meter uitgevreten
geluk met wat eerder lekker in het vel zat
Ik zag nog hoe kort amerikaans
een doekje voor het bloeden was
dinsdag 24 augustus 2010
In voorbijgaan tegen
zittend naast vergeten elkaar
tegen zonder beter
weten weten wij genezen
is hoe dan ook beter
dan vergetend langs elkaar
heen levende lijven die wij
zijn zoals veel voorbij
gaat tijdens het passeren
op vogelvlucht zijn
grote hoogte met weinig
diepgang opvliegend
maar nooit bevlogen
maandag 23 augustus 2010
Een thuisbasis zonder landingsrechten
de Savorin Lohman door mijn gedachten
ik bewoog daar gewoon ooit waar nu tjokvol
immigranten met schotels de straat bewonen
ze slepen heel hun hebben en houen mee
zelfs confusius is daarvoor afgebroken
mijn roots waar in ik wortelschoot
zijn bijna ontzuilde tempelgangen zelfs
zondagse riten onvindbaar in rozenperken
ergens slootje over hoor ik in geuzenveld
waar de Heer mn herder zo'n 12 jaar was
wat vreemde liederen klinken zoals
mn ouders toen de popcultuur
verboden verbied ik
het ontluisteren blijkbaar steels
geen snars beter met afkeurende blik
ik ben ongeneeslijk ziek uit die cultuur
ontsnapt waar achter indo's woonden daar
stond een patrimonium vol-mondigheid
staat nu een prevelende moslim of imam
zijn gelijk te verkondigen voor dovemansoren
of verborgen vrouwen in babilonse spraakverwarring
gehulde dracht gewaden gelijk regenkledij
ommantelend en verhullend tegelijkertijd
hoor ik een mokummer zijn gram halen
in de avondwinkel een kiosk waar je klaar
blijkelijk kanker kunt kopen bij de friet
ik zie een prachtige griet met inktzwarte ogen
uitgelezen afrekenen met mijn verleden tijd
zondag 22 augustus 2010
Wat ongemakkelijk opgetogen
waarschijnlijk net geen oorlogskind
meer van om en nabij dan erin verwekt
we sprongen letterlijk lachend uit de band
ze had het in de hand liet ons tollend
door het zand het duin afrollen
we kwamen goed terecht zonder te weten
waar Heidi was gebleven die al borstjes had
haar moeder van twee lappen tentlinnen verder was verder alleen maar mee
in zacht Duits verlegen dat sprak
ons aan maar haar nooit tegen ze huilde
snachts of moest plassen om het even
op de camping aan de strandweg
liepen we dagelijks langs hun verleden
in beton speelden we krijgertje
door schuttersgaten waar
je het benauwd van kreeg
niemand had geweten of last
van bunkervrees met prikkeldraad
omgeven
ze deelde alles met ons van schep tot zeef
of haar behendige handen die ons knepen terwijl bekneld tussen haar dijen
we de glijbaan afgleden mijn broer
ontsnapte aan die druk en was eerder
beneden terwijl ik aan haar verkleefde
waren wij allang verleden
zij weer duitser wij witte negers
die zon deed wonderen in die tijd
zonder kankeren kon je overal van genezen behalve van kaaskoppen die kwamen
we steeds vaker tegen met of zonder
schaafmethode bekakte beetweters
waar steeds meer op leken afstanden weken tot taalbarrieres en ik heb
op school onderwezen hun taal nadien nooit goed meer begrepen
zaterdag 21 augustus 2010
Voor dove mansoren
Met zwaar vertillen
ontstaat een breuk
de man die dat verkiest
verricht een zelfmoord
scheurt uit de liezen
en gaat dood
maar zij die hardhorend zijn
verwerven een toekomstbeeld
gehouwen uit het hardste soort
graniet geniet de voorkeur
waarmee de breuk tot barsten
de edelsteen het eeuwig leven
zand verstrooiend
de korrel in de ogen
van de helderziende is
Het kwartje viel
uitgekraamd viel hij de goegemeente aan
Vanuit zijn shopper klonk
gerattel van glaswerk
dat leeg te barsten was
gegaan en zat als hij geen
gehurkt uitgedronken
goedgemutst de wereld
ongeschoren uitwoonde
op de vierkante waar hij
zijn recht liet zegenvieren
met ongenaakbaar toegeknepen
oogleden de mensheid bestierde
die met fruit en kaas het schap
ontlastten tot zijn laatste oor
deel was geveld tot wasdom
in de plas zichzelf
zeiknat bekommerde
Op tijd op hol
maakt in oogwenken stil
wat hangende de tijd
zichtbaar verging
staande
aan de zijlijnen hooguit
bewogen in heen en weer
lopend meebewegen
met waar na getrapt werd
zelf altijd buiten
spel en buiten schot
gebleven verwonderd
over het verwonden in
aanslepen van gesneu
velden er velen
het oordelen fel
vrijdag 20 augustus 2010
De man in mij
houtsnijwerkje op mijn binnenduin
te zinnespelen op mn houtje
touwtje waarmee ik gebonden ben
met levenseindjes aan elkaar knopend mn geld verdien
het tafreeltje gadeslaand op maat
van in de verte knagende golven
gestrand op kusten waarover ik
in oneindigheid strompelvoetig sporen
verdien die in zijn zachtste ademtocht
gewist mij laten inzien hoe kunstig
geknutseld bespeelt
het werkje tot in de nerven uitgewerkt
op z'n hoofd geplaatst weinig denkbeeldig
een asbakje betreft
met een gedoofde sigaret vreemd genoeg
ter hand gesteld
lijkt hij op mij
een levensteken
hoewel
ik denk
dat hij mij
gedachteloos
vindt
donderdag 19 augustus 2010
Loslaten
jij daar dan nog niet mee zit
een koude rilling op je tongriem
mooi weer luidkeels opspeelt
er rispt iets op dat riekt naar lijkvocht
maar scheelt ziet uit een ander perspectief is
de raaf die zwart rondvliegt heft je zwaarte
kracht op waardoor jij het tegendeel bewijst
een zware last is vreemd genoeg geen ballast
die gebukt je zielentogend achterna zit
Vaste vormen
enigheid wordt doorvertaald
in innigheid het spelenvaren
van omwinden en opwinden
ingewikkelt woekert weelderig
dubbel vrolijk verheerlijkt
zonder uitzicht komt inzicht
lachenbekkend uit het matras
opverend behendig aanzetten
verheft het vruchtvlees smakend
een zoete nagalm in beklijven onuit
wisbaar opgeleukt in klederdracht
handwerk met liefde veel verzet maakt
afscheidnemen tot onbegonnen gebied
dinsdag 17 augustus 2010
Spoorloos
een doodlopende spoor
je was eindeloos opdreef
toen 't verbodsbord verscheen
was er geen ontkomen aan
bijster in een woord dwanghek
je liep er langs ondoorgrondelijk
woekerloof wirwarrend gedachten
goed verkeerd je riep nog wat
wat op je gehoor was vreemd
gegaan verloor je bijna uit het oog
een ontsnappingskans die uitkomst
bood een sluiproute na de versperring
hoop de brede weg liep ongemerkt
uit op het smalle pad zonder dat
jij daarin een keuze had geen weg
terug of al beslecht je goed recht
om doorn en distel nabij de es
maandag 16 augustus 2010
Zo zit de tijd stil toe te kijken
in de regen bij afwezigheid
van vlinders terwijl de geur
er nog toedoet van witte bloezem
die heel langzaam verroest
blindelings vertrouwen
schenkt de nacht
Last van status meer ook niet
wat thuis niet nagelaten werd
was de grondslag van vererven
vaker leeg vol genot toch zelden
Niet van vreemde geuren vrij
in geur en kleur in honderd lijven
de stemmen die een keel opzetten
van handen die er een punt van maakten
geen woord geschikt van vreemde smetten
liet zinnen die gegeven momenten wraakten gelden tot loze kreten in
fijn schrift
geschreven met zacht zinnige viltstift
om tot het hart van de tijd door te dringen waar het klopt
verbazingwekkend zingen
hoe genadeloos bedreven in verdrijven
het zinken of verdrinken en verstijven
zondag 15 augustus 2010
Mijn naam alla laten we zeggen god
die ene drup waar heel uw wereld
vertekent in gevangen ligt
en met een zacht bries uit een spat
op uw verpletterend terras
dat mijn zachte huid tot beton verpacht
ik woon niet in de kerkers tempels
en moskeeën van uw geest
Gewoon een kwinkslag in de ruimte
veroorzaakte bij heldere hemel mij
ik ben het gezang van eeuwig blazen
in bladeren daar zingt zit mijn tong
welgeschapen
water klatert mijn naam uit alle hoogte
ontsprongen bronnen spinnen gouden aderen
in mijn oog het laagstaand ochtendgloren
en het vuur waarin de dag versmelt in schemer van mijn bijslaap
een wonder schone droom
tot wasdom is mijn min speels en dartel
uit mijn bodem wellend water zij
het haarvat kapsel van mijn geest
waaruit mijn schatterlach in ijdel gebruik
ik de zelden tot nooit gekrenkte halm
buigzaam riet in striemend geselen
van mijn huid kom ik tot leven in vergaan geen moment om stil te staan
in de gebeden hoon ik mensentroon en godsgeschrift
muggenzift en lippenstift van man of vrouw
die zwaar geschift zichzelf beloont met toorn ik ben alla zeg gewoon
een ongeneeslijke toon een nagalm van een oerknal
die ronddoolt in de achtertuin
de kool aanvreet het spinrag
in de haren de muggensteek
de slangenbeet de brandnetel
van uw geest het varkensvlees
dat u opeet ben ik
ook de madelief die overspelig
aan uw voeten ligt
maar niet degeen in uw achtelijk geschrift daar zijn woorden uit welke
pen dan ook
door mensenhand geschreven
die nabij mijn schepping komt
van zelfs het kleinste radardiertje
waar ik oceanen van tijd en ruimte leven.
Uw bent slechts uw eigen ideèfix
een mensbeeld die zich tot mij verheft
vertrap ik alvoor hij het hiernamaals betreedt tot worm waarin ik leef
zaterdag 14 augustus 2010
Vertrouwen herstelt NY
stort uit bloed dood of loop gapend
rond met open wonden zie geen verband
verlies de aandacht zwak af maak
van herstel een pleisterplaats maar
op straat veer ik weer op
bij het horen van een creditkaart
die geld verschaft in het vertrouwen
aan een man die deze leent van
de welgestelde vrouw tegen wil
met als dank in retour dit betaalmiddel
ontvangt in ruil voor kleur en geur
die hem niet pint op uiterlijkheden
waarmee de zwerver zich nu omhult
ik inzie dat beurs ophol geslagen koersen
geen optie is om in te zien hoe mensen
van straat niet massaal vallen op kapitaal maar simpel slechts bewijjzen
dat leven niets anders is
dan geven met wat iedereen verdient
vrijdag 13 augustus 2010
Toen
alles eenvoud niets
anders dan gemak
met vieren van teugels
stilstand op het oog
hoe stof kon dalen
wegen plooiden
tot karrensporen alles
uitsleet zelfs geduld
vastliep in hoefgetrappel
onrust viel te bespeuren
op een jaagpad
iets verried scherp
op de snede 'n eindje
verderop sliep in toen
met verbazen 't ontwaken
dat niets zo groot
met voortsnellen
voorbij ging aan de tijd
't altijd lente in de ogen
langs razende vrije dagjes mensen
die hun pleziertjes op de kogel gezet
met hutkoffers boordevol geluk
hier in vertoeven in dit
doorbrekend licht
de babytjes al klaar gezet
op zolder voor het vertrek
biedt dit Friese land een afrit
met een uitverwijzing
waarop in alle rust
de bootjes dobberen
ombekommerd overbewolkt
vergezicht waar ik van geniet
Geluk niet
kan ik mijn geluk niet op
ga niet gebukt
neem geen voorschot op
morgen maar laat alles los
dat lost veel op wordt suiker-
water zoet opgelost
een bittere pil met bijsmaken
gemaakte schijn in zeker-
heden in bijgeloof
is geen eeuwigheid
maar filmbeeldjes
dit getal en deze dag
samenzijn op toeval
rust dun gevoelig
laagje bekrast geweten
donderdag 12 augustus 2010
Hoe lekken voorkomen.
een weg niet, wel afsluiten
zoals je een kraan dicht
het gaat altijd
om lekken
zoals je ziet
Dat scheelde maar een haartje
een plootje glad
dat je niet raken kon
want het deed niet zozeer
viel eerder tendeel
aan een oneffenheidje
dat onschuldig keek
terwijl de ruimte
een aanzienelijke rol
speelde in deze afwezigheid
en miste op een haartje na,
ja dat scheelde niet zoveel
ze deed terzake en
eigenlijk nog steeds
was zijdelings een mooi
gevoel dat naakte
waarheid opspelend
hoe schitterend bleek
Dijk van een lichaam
oogverblindend op zijn
haar van voet tot kruin bewonderen
door haar. Vegetatie gaan
dat geschoren schaamhaar
plooiend teer weefsel gelijk
het maagdelijk betreden
van water je van de zinnen
spetterend fris een duik
in haar diepste zijn
maar toch haarfijn
de belijning weten
waarop de toppen
van je vingers huid
vergleed tot zachtste
tinten hemels gerief
dat haar wezen glad
walstro geeft met een
bedwelmde overgave
waarmee je ondertussen
de benen neemt
je ontkomt niet
aan engelwortel
woensdag 11 augustus 2010
Een deur naar ergens toe
Weerslag van de nacht.
Bedauwt varkensgras
dat door het asfalt breekt
omgeven met zilverschoon
dinsdag 10 augustus 2010
Fles
waarin zo bezopen water scheen
gelijk een matras waar in
ondergedompeld dromen staan
gelijk treurwilgen te schemeren
ze vroeg nog of het in de weg stond
waarop ik meende dat het de fles was
die aangebroken duidde op haar fiets
waarmee ze wegreed vreemd genoeg
hoe onzeker een recht pad met slingeren
een omweg werd die ze nam om uit zicht
te raken met asfalt dat eindigt om de hoek
maandag 9 augustus 2010
Moederzorg
uit zorgvuldigheid
met hand en tand
gebonden vrijheid
waar zich respijt
uit in de leeftijd
groeiend voordoet
als een zorg min-
der warmte voedt
in één geslagen
vrouwenhanden
van de moeder
de vrouw is
ook de dochter
die in haar lichaam
samenvloeit
nog oogt licht bewogen
loopt het dijkje op en neer
'n tweede huid die d'r vormt
strak gespannen spijkerstof
'n gang die d'r wordt neergezet
kent ze zichzelf in dit bewegen
Kom pas mij aan
lopen is een onderdeel van gaan
stilaan dringt het besef door bestaan
kent geen zekeringen laatstaan
smeltveiligheden tijdens vergaan
men brandt niet op maar slaat door
tot er geen stoppen meer aan te pas
komen om leven te zien als metafoor
van onder spanning exploderend gas
zondag 8 augustus 2010
Metamorfose
geplaatst om de rups
die je ooit wordt te voeden
om de vlinder die in je woont
de vleugels te laten nemen
die jij verkiest tot plaatsen
waar je jezelf afzet
om als ei weer te verpoppen
deelbaar als je was
in levensstijlen
is thuiskomen
telkens bij het vertrek
gebleken een gevoel
van tijdelijk verblijf
in het verkiezen voor
vervreemding
Vrije middag
of de vrije woensdagmiddag zelden
maar op keer ontwaakte ik midweeks
wist me daar zowaar huid met haar
ineen gedicht gewikkeld vergezicht
wat vreemd gegaan hoe in zinnen
dit verlichaamtaald couplet zint
in refrein gezet om te beginnen
50+
tot een sleurhut omgebouwd
verbyzonderheden behoren
tot 't minder grijs verleden
op rolletjes gewoon mobiel
verkeer een droom van blik
waar de toekomst uitstraalt
gloort nog veel meer gewoon
dat ons geluk bestiert de vrouw
ontplooit de man heeft hard
weer redelijk een opmaat
om mee op te spelen lust
oud worden is om te verjongen
jonger zijn ouder willen worden
jezelf hervinden is altijd ver weg
want dicht bij huis is niets dan
alles hetzelfde de eeuwige droom
zaterdag 7 augustus 2010
Niet te stuiten ongeluk
het jong koesteren tot het oud
versleten is afgedragen of op
momenten rekenende ouderdom
de tel kwijt dat ze wijzer moesten zijn
maar altijd op veel te bekrompen tijd
Je kunt er feitelijk niets mee
te beschrijven van een fossiel
een uit het niets gegraven iets
verhard aardverkalkt imbeciel
met miljoenen jaren achter de rug
ligt de tijd hier ingekruld meer niet
dan wel stil uitgegraven amnoniet uitgeschreven inktvis onderweg terug
Onbezorgd op retour
zo vertrouwd dat ongedwongen
naakt zich ook beminnen laat
een en al leesteken van taal
daarop dat onbeschreven blad
dat blanker dan het blanco
in luister tot ontvouwen gaat
uitgelezen bestaat in de ogen
waaruit zij sprekend mij verstaat
vrijdag 6 augustus 2010
Een land ontstond
Aan de oever en een wijde mond
even verder op slibde alles aan
dichtte mens een diaspora
nog speelt de tijd die alles
wiste de rol die uitgeteld
van bloed en bodem op
schraal van korst en dorst leeft
een volk uit zijn eigen as gered
in staat zijn eigen natie na
vergis u niet want uitgerekend
hier is in dit thuisland zijn rasecht
slechts onwijs de oude leerschool
met boekrol na rolpatroon herlezen
wordt de geschiedenis onderwezen
tot haar ondergang der dwaasheden.
Een land dat verbeten uit angst
voor het bestaansrecht overheerst
is slechts zijn eigen rechtsgeleerde
VOC
diep gekleurd bungelt
even verderop een boegbeeld
van een leeuwenkop steels
blikkend op een skelet
dat met de rug gekeerd
naar de outlet zich verzet
onaf in buisframe staal
iets nieuws in de maak
dat vaart of de de vaart
erin houdt niets staat
vaster hier dan de zuil
van oude taal ontdaan
opgeheven een vinger
in het landschap tegen
't waterpeil aan lager wal
de sluis keert schuiten
zwart van teer die heen
en weer de aarde vervoert
er speelt wat af windt
zichop alles vlakt af
op de lege plas wit
schimmel aan de kim
welvarendheid draait dol
steekt af in de vooroevers
waar verlanding het tij doet
keren langs een slaper
dijklichaam dat water
van water scheidt
aan weerzijde havenkommen
die zout smaakten maar nu
zoetjes aan 'n andere koers varen
het scheelt niet veel
of verstedelijkt dit hart
donderdag 5 augustus 2010
Vreselijk Inschikkelijk
dichterbij rijmt het verkeert
met christenen
paraderend achter de olielekkende aarde
lekkerbekt het patrimonium alles uithollend
op wereldschaal hun goddelijke schepping uit
nu de achterbanvloek niet bestaat uit intens
massaslachthuizen voor dierenleedfabrieken
zoeken de rechtgeaarden met hun kromme
oudtestamentisch leer de heiligenschijn uit
met boetekleden om hun ranke schouders heen
scharen zich diep machtbelust om de hagenpreker
die meesmuilend bekken open breekt
van schaamroden of andere doopcelen
schriftgeleerden nauwelijks bekomen
van hun vechtmissie straalbezopen
eurotekens in rij te verloochenen
Ingroen
je dunne huid tot licht
weerbaar metalen glans
~inkeren
durven verweren
in geschonken tijd
nagelvast het grip
je eigen weg
~verliezen~
als steun en toeverlaat
gestelde zekering
die de boom vasthield ziet
dat wie groen wil leven
moet ook het blad
~~verliezen~
Loof dat eerst valt om uit de grond van weten
't voorjaar naar de knoppen te laten gaan
uit de kaalheid van het winterse bestaan
~~~verliezen~
met niets vasthouden van't volle zomersrijk
dat niet eerst tot voedingsbodem verteert
bij 't fijne wortelstelsel weer in bodemleven
vergaan tot leven van zwijgende sapstromen
~~~~gewin~
De ochtend zingt
door kronen geen weet van hoe
het felbezonde pad in dauw
nog droomde in regenboog
kleuren vermengt in mos
zachte geuren sporen nalaat
van mijn tred waar verlicht
ontdaan vocht losweekt
de wind zachtaardig vandaag kalm regenschermen komt aandragen
in deze wolken benevel ik
tot diep doordrongen leegheid
doorweekt los van schaduwen
inlevend wezen smakend
zoete wilde pruimen
dum viveret
wij in de Hemelen zijn,
Uit Uw Naam wordt gemind;
In Uw Koninkrijk willen wij
klaarkomen;
Laat Uw wil geschiede,
gelijk in ons bed alzo
ook in onze aard.
Geef ons heden
ons dagelijks woord;
en vergeef ons
onze schulden,
gelijk ook wij ons vergeven
en onze geliefden;
leid ons in verzoeking,
maar verlos ons
van de kwade dunk.
Want dit is Uw
Koninkrijk in ons
de kracht van het woord
in de heerlijkheid
tot onze eeuwigheid.
Amen
woensdag 4 augustus 2010
Een zwaar beschadigde band
van een duizend bladig boek
stijf van het ontbladeringsgif
een harde waarheid eindelijk
een band waar achter ingebonden
niet in te breken onzinloos geweld
daar heerst de oerkracht
nog onbedrukt inktzwart
op wit dat niet blanco
in een stuk uit te lezen valt
handgeschreven de bundel
zwaar beschadigd dicht
waar overgeschreven wordt
dinsdag 3 augustus 2010
Decolleté: onmetelijke diepgang
'K heb 'n kameraatje
de wereld versla
strijdlustig geen dan ik
in vastleggen hetgeen
geschiet of juist niet
wij ogen samen
zien daardoor zelden
onszelf daarvoor staan
het is niet te verslaande
taal waarin wij ons verstaan
in weergeven onovertroffen
details te over talrijk
overvloedig leggen wij
vast wat doorgaat voor
levende lijve dode zaken
en dingen van voorbij ver-
gaande aard voor zover.
Aanwakkeren
het landt hebbend aan alles
trof de zon te laag daaraan
verblinden met achterop
een schaduwbeeld was mij
een grote last die kromp
contrastrijk waar ik de vorst
van heel dit wezen heer en
meester was in het bewegen
het woog zwaar dat torsen
van de ruimte die ik innam
veroverd op lichtvoetigheid
de warmte kreeg de overhand
het strijdtoneel van schemer
tegen het ontwakend land
dauw schopte het niet ver ver-
vluchtte gelijk ik in zweet me
vergewiste van dit beslechten
het pad schreed voetstoots
voort onder mijn bezwaard
gemoed dat zichtbaar taande
ik viel in het niet op 't hoogte-
punt met mijzelf saam een zelf-
beeld dat ik de schaduw bood
maandag 2 augustus 2010
Tussentijds
als een vreemde bij mezelf
uitgenodigd aan tafel
luisterend naar bestek
dat later afgehaald weer
naast me in de la verdwijnt
om er weer uitgehaald te worden
wanneer de noodzaak daarom vraagt
geen vuile handen te verkrijgen of
de vingers te branden aan de dis
Golven
aan de muur genageld
staan in steen gebeiteld
uitgeschreven vereeuwigd
voor zolang dat duurt doven
golven op de toppen
van hun kunnen komen uit
zichzelf weer voort in afgebroken
zinnen de klemtoon altijd verkeert
gelegd lopen zonder kloppen binnen op
gehoor breken in nemen plaats
slijten uit de hardste taal
de zachte zin die opgelost
verdrinkt in de dragers van de tijd
dat weefsel waaruit alles stroomt
ademt in en ademt uit