zaterdag 17 december 2011

Praten tegen brugman

Nog de mond vol van water
liep ik over gene zijde heen
toomde mateloos in gedachten
een stroom die niet te stelpen viel

zijwaarts borrelde riolen morserig
troebeler maar wervelde langzaam
weg in sluiers ontspoorde geuren
de reuk van stadsgrachten nacht

waar langs de voorkeur het bestierf
om verkwikkend dronken zwelgen
in het zwarte kabbelen en klotsen
nog een dukdalf af van sterven

Lavend en laverend graf
dat de brugwachter liet
voor wat het langzij ook was