zondag 12 februari 2012
Met opgeheven hoofd
het zonder kop
niet met z'n hoofd
erbij
het opgelichte
schedeldak
dat vergezicht
uit een smoelenboek
gescheurd gelaat
zo uitdrukkingloos
zich kopzorgen maakt
zonder gezichtsverlies
Met liefde
een luchtkasteel dat zichzelf opblaast
ik ben die mondvol waar iemand
het over heeft wanneer die overgeeft
ik ben het nazaat dat met kiemkracht
overleeft op verkeerde gronden
ik ben wezenloos een erflater
die nabestaand niets nalaat
ik ben hoogverheven in gedaald
opgebeurd en weer mismaakt
ik ben die ik versta hoe bestaat het
gewoon uit mezelf vandaan geweest
ik ben uitgeleefd en opgegeven
vanuit mezelf vandaan opgeheven
ik ben een dageraad in opkomst
die vanzelf weer ten onder gaat
ik ben een zijde draad met afbreuk
risico's met dat ik opknappen sta
ik ben gewoon mezelf zo ongetwijfeld
met niets vanuit mezelf gebleven
ik ben die iedereen verwachten kan
maar zelden kom of alweer gaat
ik ben de leegte in mezelf gekeerd
wat uitgeput toch nog vol van mij
ik ben zoonlief ooit in mn vaderschap
een dief die leven neemt zoals het is
ik ben niet meer dan ik verwacht gewoon
wat ademnood dat luchtig hierin voortleeft
ik ben lichamelijkheid rondom mij waar
tijdsverschijnsel door en door mij bevrijd
ik ben je gedachtegang in de zonsondergang
een gloeirest dat gewist geen sporen nalaat
Ik ben niet noodzakelijkerwijs
jij meer nog rond het middaguur
wij zijn een ontmoetingskans
die ergens overdag ontmoet
plaatsrust van dit klein moment
vervliegen is een levenskunst
door enkelen zeer bedreven
waarbij uithoudingsvermogen
voor twee telt in het vergeten
met de pas weer op de plaats
een stille getuige treft ons aan
in zinssneden verwondt geraakt
verstelt hij zwijgend het gebaar
dat vormvast en ontstaansduur
woordeloos wordt betaald
het ongenaakbaar tartend lot
dat van de koude grond bekomt
haalt niets uit de ochtendzon
maar overziet ontluikend wel
dat ik verandert tot wasdom ben