zaterdag 20 juli 2013

Witst

Ik heb een helder moment
zo een waar in ik zelfs verbleek
dat is wel vaker maar alleen
op die wolkeloze dagen
dat alles stralend
voor z'n eigen schaduw staat
straf en recht of gewoon
er rakelings aan
het zijn de witste uren

zo twee uur voor de ondergang
terwijl het dalen al uren eerder
ingang gezet naar de voltooiing
alles weer van purper in duister
te luister heeft ingefluisterd

'smorgens breekt het ook wel eens door
bij het opstaan een paar stonden later
vanaf de dat prille dauwberijpte deel
is er ook wat witter dan gewoon
maar witster is toch rond achten
dat de dag er op zit te wachten
om schoner gewassen weer
alles terug de rug toekeren
wat het weer bracht en weer
weggeeft zonder ik het verwacht


De ongenaakbaar gemaakte naakten


Een studieus verslag van heimelijkheden
in een uit zijn verband getrokken regellengte
maakt nog geen waarheid schuilend in de regen

van leugen die een eigen neerslag
van het leven in een plas spiegelend water
van een verder zo zonovergoten bos

waar breekbaar licht met zonnevlekjes speelt


Kunstenaar, Eddy Roos


De jeugd, opgeschoten, hangt verveelt rond
bij de kinderboerderij van het uitgebuit bestaan.
Ze zijn de schoonheid uit het oog verloren.
Er speelt zoveel meer nog een rol behang 
dan wat de muren laten geloven.
Het hard gelag daar zo goed voor tentoongesteld 
vertegenwoordigt op een lege sokkel ware het kogelrond
toont de eindeloze leegte van de beeldenstorm die raasde
van het gemis waar nog dronken van de liefde ooit het gemis uitbeeldde.
Hier liep ik, eerder nog oogverblindend van het inzicht op de weg 
die ik had afgelegd, als een lekke poncho druipend van weemoedig leven.
Nu zelfs zonder zon heeft het haar glans niet verloren, waarvoor het hier is neergezet;

ogende gezonde maar geschonden meisjes, bijna vrouw gelijk nog het meest.
Wat bracht ze teweeg, om zo bronzig bronstig goed gegoten erbij stil te staan, of liggen,
in een louterende lustige pose, terwijl ik er niet goed bij liep in mijn vel.

Hier smachtend dorst ik naar deze neergevlijde troostrijk schaamteloze heerlijkheden,
waar ooit de schepper zijn hand mal overspeelde en ze afwerkte tot hier achter gelaten 
stoffelijkheden van het zwakke geslacht. Gelogenstraft voor eeuwig of slechts een wijl 
nam ik plaats en nam er één, nee velen ter hand, die ook mij de rug toekeerde, opdat hun vleesgeworden verleden in plaats gesteld is hier tot vergankelijk metaalsmaakmakende gerucht.

In de tuin der lusten, waar Eros thans doolt, als hond gebeten in zijn nek, schuimbekkentrekkend dol.
Alles wat vrouw was staat broos bronstig brons de naakte waarheid uit te beelden 
in alle openheid terwijl de liefde er uit ontbreekt. Wezenlijk om samen te delen 
met wat hun god van hun tempel heeft gedicht, in dit smachtend tanende verdriet,
van teveel verlepte zomerse rozen, waar de geur van zoete dromen,
zo wreed verstoord verschrompeld rond strompelen, uit hun meisjesnaam.