nylondraad en welvaart raast
veelkleurig door haar strotten
hoofd nauwgezet fijnmazig
vissersgaren strikt haar vlerken
vervlochten groet spint zeekraal
tot een uitgebloeide herfstaster
daarin verslikt in slijk gezwikt
sterft de stormvogel aangespoeld
geen gebrek geen gezicht
haar kunstgebit verdicht vezels
tot ingewanden onverteerbaar
haar eigen doodskist waaruit
de geest rot in verstorven wind