vrijdag 13 juli 2012

Gaya

O, mevrouw uw borsten zo,
er zijn doden door en leven uit en opgekomen.
Uw voorkomen is zo,
hoe zou ik de woorden vinden, in uw schoot,
ja daaruit ben ik immers ontsproten.
Gelouterd tot wasdom opgerezen ben ik
lijfelijk incestueus met uw maagdelijke natuur verbonden.
Mijn moederliefde gaat zo diep, als kind herboren,
ik zou de peilloosheid van uw zalig lijfelijk
vrouwzijn aan mij niet kunnen ontbinden:
Anders dan de stof waarin ik tot u wederkeer.
Alles in u is vruchtbeginsel in den beginne en
tot het einde der tijden lustopwekkend
in paringsdriften vanuit een oceaangroot
verlangen tot scheppen van het leven en de dood.

(Eros is een beeltenis naar evenbeeldig
voorkomen de pure reinheid van de lust
gelijk een Venus en een Lotus een waterval
tot zwijgend water hard gesteente en zachtheid
van warm zand het weke lavastromen
uit verwoestende vulkanisch wreken,
tot snijdend striemen van de luchtbewogen regen,
tot een mildheid van de adem,
in een lentewind neergestreken.
Of de wreedheid van de zee liefdevol omgeven
op het zomers strand van de eb kustlijnen beschreven
kinderhanden die daar vormen aangeven
maar verzwolgen worden in de vloed.)