vult de ruimte met wat het innam
de tochten vatten nu tezamen
de watergangen stelselmatig
van onontneembaar wad tot vestingstadje
het paardje in dr eentje neemt de benen wijds gebaar
het luchten ietwat overdreven adembenemend
heet natuurverschijnsel zolang het nuttig blijkt voor het gewas
van noodzaak spreekt het dijklichaam
zwaar rustend op een ouder last
van water dat zo rap nog aan de lippen stond
de mare een kanaalpand
of die kreek verworden
tot landelijk element
herinnert aan ouder tijden
dat getij bewegen dood normaal
ook ontij was