zondag 9 juni 2013

Zon overgoten

Vluchtige zomerjurkjes en nog zowat beweegreden
vreemd genoeg in het zwart gekleed
een boetedoening voor de weldaad
waar niet aan voorbij valt te gaan
hoe verrukt ook blote armen
dit licht nog kan weerstaan
het pigment verbleekt
maar zij beent door
zie het elastiek bewegen
hoe dat lijf bijeen blijft
door haar huid spreekt
lust beklemd tot bevrijden

Sterfhuis

Het is nog niet uitgestorven maar stiller
staren de lege ramen naar de bomen

zij aan zij

gelijk kandelaren met bloeiende kaarsen
staan de kastanjes er uitgerust bij

er zoemt er een
zo honing zoet is dit

de gangen hebben blinde muren
zo verlaten klinken daar gedachten

terwijl op steenworp afstaand
een kring groeit om fontuinkruid

roestbruin weerspiegelt een ziekte
de groene vingers uitgestoken hulpeloos

wuiven onachtzaam hoe afsterven staat
uitgeschreven in het achterliggend kerkhof.

Treinstel

Het zou een speeldate moeten zijn
een vluggertje in de trein
de eikel tuinde daarin
terwijl die onder lag
juist kloten had
werd alras
het stel
kapot
weer op de lange baan geschoven
en tussen de rails genomen lag
nog onverschrokken van de daad
zo onverschrokken hun raspaard
uitgefokt reeds te creperen

De lappenman (kan de kleren krijgen)

De kleren krijgen zij ervan
hij ontwerpt haar en zij
laat hem haar de naad
stikken daar is hij uitstekend in

zelden ging dat zo gepaard
verfijnd in zachte tinten
waarmee ten hemelvaart
het prinselijk paar
tot koningskinderen
gekleed een kapotte kroonluchter
bleek alras, het kwam van pas,
tegen welke prijs hij de juiste snit
het verval van leven is uitgetekend
nu het vernis als kunst de schijn
van afbladeren vertegenwoordigt

de man daarachter heeft gevoel
van stof met de zachtheid en
beweeglijkheid laat hij zijn hand
haar borsten en taille bespelen
waar haar keurslijfje een figuur slaat

terwijl hij klaarkwam in z'n jongensdroom
waaruit verwekt zijn kind haar schouders
nog net bedekt want zo toeschietelijk gekleed
liet zij zich lijfelijk losjes tonen
de publieke vrouw zo vorstelijk geprezen.

Eens klopte er iets niet

De deur stond halftwaalf
dat sloeg nergens op
hij kwam terstond door
het sleutelgat keek
nergens op uit
maar kwam het daardoor
binnen er niet zo goed onder
uit het verbaasde iemand
dat de ruimte leeg bleek
waar iedereen ingevangen was
netjes maar met mazen
waar ze rustig in zaten
te wachten op raamwerk
dat gesmeed van woorden
uitkeek maar niet oplette
waar de verstreken tijd bleef
die achterwege gelaten
de hartstreek kon masseren
omdat het daar zeer om verlegen
wat schaamrood in rondwaarde
zonder precies te weten
wat het nut daaraan nu is
toen het complot in het slot
viel als een zware schaduw
waar ik kopschuw onder uit bleef.