'n klein genoegen van weleer ving hier aan en riep hoera langzaam stiet ik daaraan waar water aan land en ik te water ben gegaan opgelost in vele vragen die de oevers blijven beslaan
Het moet de verveling zijn waar in wij waren Het onomstotelijke niet Het wat zijn maar wel steeds minder Het niets dus met er zijn Het eruit komen Het refrein Het opnieuw zijn Het erop tegen Het leven Het zijn Het