Eigenlijk dus nergens aantoe.
Zo gaat hij zijnsweeg ongeschreven.
Leed geen twijfel maar ging ervan uit.
Het scheelde niet veel,
feitelijk scheelde hem niet veel,
hij kon dat gewoon niet schelen.
Ook velen kon hij buitengewoon,
binnen minder,
maar dat is zoals gewoonlijk.
Het was geen binnenstebuiten man.
Hij was meer een minderman,
zo een van buiten naar binnen,
wat zelden voorkwam,
dat hij werd aangetroffen.
Men trof hem dus zelden.
Tot hij op een keer werd
aangetroffen op een ongewone plek.
Hij was daarvoor geschikt;
als bloemen op water,
een vaas die halszaak werd,
een bloemenzaak om uit te leven.
Die werden bij hem neergelegd.
Hij werd omringt met afstervend leven.
Alles om hem heen verlepte bij 't leven.
Het werd hem vergeven,
dat hij had bestaan uit weggaan.
En nu niet meer terugkomen op dat besluit,
dat met zoveel bloemen werd aangegeven.
Hier rust iemand uit, of beter, in de aarde uit.
Wat er al niet werd uitgegeven!
Vele kosten en moeite werden er gemaakt.
Niets uitgespaard met uitgeven.
Het stond hem dan ook goed als
als gaandeweg man waar hij zo aan timmerde.
Hier werd wat uitgesproken, uitgesproken hier,
wat anders nooit was uitgegeven.
Was het daar maar bijgebleven,
dan herinnerde men hem vast.
Ook al wist hij het niet meer.