zit ik vaak met mezelf omhoog
lig ik overhoop met het diepst
van mijn gedachtengoed
speel mezelf of ook een ander
die uit me voorkomt of nee mij
voorkomt als een ander
ik ben een goed gelovig atheïst
die weet dat god ook mij bezit
zoals hij en ik beide in mij
onontwarbaar zijn wij een
zo vaak als ik alles overzie
dat goed was maar niet is
verwijt ik hem dus mij in ik
hoe vreselijk alles hoe erger
nog alles fout kan zijn wat is
toch loop ik mezelf tegen
het lijf en zie ik ben ook
wie ik was niet slecht
noch slechts een blad
verwijdert van de knop
waar uit ik ontspruit
omhoog de schepping
van het voorjaar in
waar uit weer blijkt
hij in mij laat mij dat zien
wat ik hem ook in het verschiet
voorschotel zijnde levensdrift