Het vuur ten lange leste en liezen daaromtrent
dat restte smeulend in het verteren van de jeugd
een groene groene deugd nog blad schoon
maar onder tussen de lendenen
omwikkelt met een smetteloos gemoed
dat per slot op louter as en roet
in het zwart gedrang de tijd doorkruist
van het geheugen vergewist verleden
zo glansrijk in de vaas verlept
waarin het bloembedeksel van kleur
verschiet uit heugelijk dorst gelest
ten voeten uit verdorven dronk
het lid daarop de neus weer trof.