naast thee te weinig
Indrukken van dit
zo versteend bestaan
Geen rozenperk sprak
tot de verbeelding
Niets liep meer
op een sisser af
Kiezel knaagde familair
hoorbaar op afstand
Toen het gevolg vertrok
droop het ook van regen
Neerslag bleek de weerslag
van dit ontstuimig maal
Waar een ieder zich
aan te buiten ging
Met schransen aan de dis genoot
ook overvloedig beschonken
Met klein gerief het feestvarken
dat zich zo wassen liet
En met de kater achterbleef
waarop zij besloten in een pack
Dit was niets en belet ons niet om
om te komen naar genenzijde
Waar tot ons gerief
geen boete doening
Ons met schuldenlast de oren
wast van dit galgenmaal
Voor na bestaanden ingerichtte
nasmaak van dit kruidenbitter