Maagdelijk in die zin
van ontschaamte lijfelijk heden
Maar dorstig ook naar wij
met wat mij gepaard elkaar
het gaat niet zonder
vervreemd lichaam
uitgegroeide ledematen
nauwelijks vrienden van elkaar
spiegelbeeldige krentenbaarden
in hun keel raspen harde klanken
zijn bijna knapenschenders
uitdijende lust voor later jaren
worden nog afgewezen op maat
maar staan in de rij al toonbaar
klaar te kokkelrellen in de gaarkeuken
van het leven waar alles smakelijk
bereid de pubertijd te boven lijkt