schitteren en ik
mezelf wel aardig
in zie tussen
al die groeven
en die regenbogen
in wat tegenlicht
het klankenkleuren
dan mijn klokkenspel
ontroert beroert
het groeit
menig leven
heb ik afgespeeld
overleeft want immer
het spelertje is
al dood
of wordt gewaand
dat te zijn wat immers
voor de muzikant
hetzelfde klinkt
mijn vrouwelijke zijde
frivoleert wat in de tonen
mijn mannelijk zijn
knalt door gehoorapparaten
onderwijl doof ik wat uit
acoustisch klinkt het
voor geen meter
maar die techniek
of beter het gebrek
daaraan doet wonderen
ik draai nochtans cdtjes
op mijn moestuin af
als vogelverschrikker
ben ik in de wieg gelegd
kijk hier draait het om
leven ergens heeft het
een middelpunt waar
waar nog wat muziek
in zit een gat ter grootte
van een kleine pick
up waarop alles past
wat in de maat
of uit de pas
met homohaat
of trafestieterig
uitgedost
toonzettend klinkt
wat te zeggen
of juist niet
ik ben een liedje
middenin en eerder
afgespeeld
veel vaker dan gewenst
hoor ik dat ik
ergens eerder
al gehoord ben
en erger
iets dat nogal
bekend
voorkomt dat ik
een ander ben
dat klopt
als een drumstick
op een snarentrom
tenenkrommend
hoe ik teloor
te hoop te koop loop
ik
met mezelf verpakt
in labeltje en platenhoes
was ik daar
of was het maar
daarbij gebleven.