Het is het rag dat hier beweegt. Het weefsel fijner draad,
waar nogal ingewikkeld de dood verkeerd in parels dauw
weerschijnend licht bewegen van de tijd die er in verstrijkt.
Niet lang genoeg nog de verkleurde pracht van najaarsdracht
in de kroon gestoken tot een storm het uitgeblazen achterlaat.
Het is nog vroeg, te vroeg zelfs om aanschouwend het blad
te gaan beschrijven dat aan mijn voeten lag, anders dan vertrapt
geen schoonheden meer weergeeft van de vraag naar dagvlinders
die hier ooit neerstreken. Waar is de tijd gebleven die zoek geraakt
hier over de bosbodem verwaaid en molm haar intrede doet?
Herinner ik mij nog wel hoe toen de warme zucht tot koele boslucht
de schaduw nabootste op m'n gemoed dat door dat seizoen heen
was bevangen in hetzelfde web verstrikt aangetroffen dat mij die nacht insloot
waarin ik bestierf uit ongehoorde klanken van de kraaien die d'r in neerstreken.