zondag 3 juli 2011

Met iedereen

die van alles wil
houd ik niets over
de berooide akker
waar niets op braakte
stond niets dat mij
nog raakte krimpend
naar het einde
van de dag

Uitgeteld

Uitgeteld heb ik m'n vingers
daarmee afgelikt tot tien
ben ik zelfs niet veel verder
meer dandat niet meer
gekomen uitgerekend

heb ik de woorden hier
zoveel karakters mee
gegeven opdat ze zouden
omdat ze zouden geven
heb ik ze hier uitgeschreven

Hij is niet Pluis

Blij als die staat, blij als die ligt, dat is tie niet.
Dat is hij niet. Dat is hij nooit geweest. Hij was, hij is,
meer, veeleer een jachtig bestaansrecht in zichzelf gekeerd.
Het is nu meer dan hangen tussen wurgen,

slepen meer dan meeslepend
leven leiden meer lijden. Het is niet pluis
met Pluis die hier staat, die hier gaat,
het kereltje dat misschien zonder het weten
van pijn vergaat in een uitgeteerd bestaan.

Hij rent eruit vandaan, weg van de hazen,
weg van de ratten die hun leven niet
zo zeker waren, als pluis zijn neus
voor al die dwaze beesten

die hij zichtbaar is vergeten.
Zijn hondenleven lang zijn dovemansoren
in kort bestek hier uitgeschreven. Er gaat veel
met hem verloren, veel meer,
een heel leven was hij, was hem beschoren
met de herinnering aan een mensenleven verbonden.