vrijdag 19 juli 2013

Ontleedpotig

Zo'n twee lettergrepig beest
dat de taal in woede laat ontbarsten
met het onuitsprekelijke van z'n naam
die men daar in leest
en vreest in grote getale
de omvangrijkheid in hun geest
nietig menselijkerwijs het falen

Lichtzedige lichtvoetigheid

Ik hou wel van die ranke lichtheid
die bijna o zedig mij in mij beleeft
dat bleke weldoordachte schaduwbeeld
waar mee haar kroonluchter mij omgeeft

lichtvoetig overspel spelend
op een onbewaakt moment
dat ik hier mij lusten botvier
op lichaamstaal die zij zo goed beheerst
verdwijnt zij ook weer wolkenblauw
gekleed nog slechts schaars
gelijk een heerlijk weerwoord

dat in mijn stoutste droom voortleeft
waar zij het nog op de heupen heeft
hoe toch haar blankheid mij nastreeft

Stel

Ze zijn met ruzie vertrokken
maar daarmee kom je het eiland niet
rond om kusten als was't een lieve lust
duindoorn hoog tot op de klippen
kruinen koppen wit verstoven woest
maar ondertussen rust in de duinpannen
waar verhit de huid op huid weer kleeft
het samenspannen in de luwte schuren
zand en helmgras door wrijft het in de ogen
hoe schoon haar parnasia bleke schede smeekt
onder het fel begeerde smeken van zijn lippen
prevelt de braamsluiper zacht biddend
dat het geschetter van de kale stranden
de storm verstommen liet in de golven
van vanzelfsprekend dansen op de toppen wit
waarover heen hun gedachten vervliegen
schreeuwend van verdriet