De bui barst los er vallen dooien
het ene loodje naar het andere lootje
wordt getrokken op een doorwaadbare
plaats van onheil die in een regel
samengevat het zwarte gat van onvermogen
heet waaraan geleden wordt in de geest
van de letteren
onverhoopt reikt menig schrijvende hand
neigend naar de andere kant naar de uitgestoken
hand van de drenkeling die het vermag
om in elkaar gezakt op het reddingsvest
te moede nog met aangeleerde schoolslag
te overleven in dit stinkend moeras
waar gas ontstijgt van weer een heldere geest
die zo talentvol daar al in rond zweefde
de laatste was de eerste niet die redeloze
rederijker die door eigen uitgeschreven hand
doelloos op het water waar hij dreef
achterlatend een stroom verdrotenen
dat hopeloos die oevers doorsnijden
van dit leeglopend letterland
rederijker die door eigen uitgeschreven hand
doelloos op het water waar hij dreef
achterlatend een stroom verdrotenen
dat hopeloos die oevers doorsnijden
van dit leeglopend letterland
regel voor regel betreden
bezweken en bezeten door de poëzie
het zijn de dromers die de duigen zien
in het vat vol levensvuur een uurtje
voor het doven uit opgejaagd
in gloeiresten naar boven sterren
gelijk een stofregen van zwarte vegen
op de huid van die hen uitlazen daar.