Het rumoer van leven
afstervend verdenken
haveloze thuishavens
het verweerde gesteente
door merg en been
steden die schreeuwen
van moorden en brand
straathoeken doden
de tijd uitgeheeld
ik bezocht de plaatsen
zocht op de graven
hoe gegraveerd ook
ze lagen ze waren
allen alleen
afgelegen afgelegde
wegen de schreden
wee het gebeente
dat doodlopend liep