De blauwe heinden
groen ongegrond
bekommerd tot de verte
trillend op de kruin
van het dansend dijklichaam
slapend in de verslindende zon
slaat de verrekijker de kauw gade
die doodleuk de ogen uitsteekt
van het konijn terwijl de kraai
rondom de haas zichzelf verveeld
het ach en wee in lichtelijk fris
een noordooster dat aanstekelijk werkt
horensdol staart de sereniteit zich
in het daslook blind
hier geldt verder voor
er valt niets te verdienen
dan nog een heinde
verder in het verschiet.