Hoe kon hij zomaar gaan.
Of het nog weleens over zou gaan?
Gewoon een losstaande vraag, die
in z'n overvolle hoofd rondtolde.
Er was geen houden aan, zoveel
dat naar binnen toe hem dwong
zich te buiten te gaan. Gewoon
eventjes maar, een mooie avond
die vriendelijke halve maan, zoveel
niet gedaan vandaag, wat rust
had kunnen geven.
Hoe was hij zich toch telkens kwijt,
op een moment
Er was nog eventjes contact,
voor een lege stoel geen plaats meer bood.
Er was ook geen perron, de trein
liep ook niet op doodspoor.
Hoe kon het ook dat juist hij
uit zoveel lichamelijkheid bestond,
waar hij van los moest komen.
Er geen ontkomen aan was, hij
spoorloos, misschien wel bevrijdt
op tijd was om niet meer te willen zijn.
Hoe kon zijn reis toch zo verlopen,
nu iedereen van streek is, hij de weg
kwijt, zo onherkenbaar verdwaald.