zijn oorverdovend frequenteren
laat z'n opblaasbaar imago zingen
tot bevende trillers in de lucht
nietsontziend blinderen de woorden
zijn afgeschermd bestaansrecht
op het beslechte rechte pad
het oogluiken is een perstitente modegril
uitgekookt vertoeft 't op welgevormd zitvlees
leest dood-gemoedereerd uitgeluld
maar uitgelaten zijn vaders erfdeel
ijspegels opgelucht scheppend
in z'n gesmoorde hete asem
van zijn op en neerwippend springende
lustig hunkerende adam's appel
--
R