De een was stadsdichter geweest de ander debuteerde eerder
onder de verdenking van het andere geslacht. Geluk en pret
toen bleek dat zij zichzelf was in lichamelijk- en talig-heid.
Vreemd gegaan zo met die twee, met hun op het lijf geschreven
baldadigheid dat uitgebeeld, zwart wit. wat agiteerde,
maar vereerd, mijn deelgenoten waren,
zolang de openbare leeszaal mij toestond
ze te bezoedelen in hun geest. Ik las, ik lees,
ik bladerde wild en woest tot de lust verging ze door.
Nu zijn ze weg, uitgespeeld en uitgeleefd, uitgepeld tot op
het bot verteerd. Ingeleverd, of beter ingeruild,
niet voor beter, nee slechts tegen beter weten in.
Het worden er vandaag weer twee. Vrouwen het liefst.
Niet door hun gedicht, meer om in hun vlees te delen, gebroken brood,
hun bloed als wijn te keuren met louterende woorden.
Er zijn nu eenmaal noch andermaal geen mannen
waarmee ik zomaar het avondmaal deel. Liever nog
beschonken lezend onder invloed van hun mannelijkheid,
blijf ik de vrouw dichter bij.
-----------------
*Er rest me slechts een afscheidswoord, alvoor ik ze in de gleuf van de lust laat glijden, als ware het geslachtsdelen die paren indachtig de vergetelheid waar menigeen het eerder met ze deed.
Ach, hoe plechtstatig toch hun overzicht! Jaren vastgelegd maagdelijk leliewit tot kernexplosie gedicht en Eva die het nu liet gebeuren over dertig jaar weldadig leed haar appelen mij liet keuren. Als deed ik in m'n gehuwde staat met terugwerkende kracht overspel met haar, werd de vrucht toch niet genoten van weerbarstig vlees. Niet zondig, maar zonde dat ik niet nader tot ze kwam.