Alles
Ook altijd
Nooit iets
Recht op rechtop
Het hangt en staat
Maar zelden erop
En dan lijdt het
Het leidt ook geen
Twijfel is ijver gelijk
Een woekergezwel
Aanzwellende ellende
Zelden alleen altijd
Gepaard maar ook
Heel alleen in alles
Gemeend gemeen
Gemeenplaats
Voor alles
Voor een ieder
Voor ieder een.
dinsdag 2 oktober 2012
Op de herfst af.
De zomer delft het onderspit nabij tractoren.
Het leeggehaalde land rust zienderogen.
Een zucht snelt luider dan verwacht
vanuit een onderkomen in de nacht.
Er breekt een tak met verder bladeren.
De atalanta prachtig op groenlof lacht
in schitterende kleurenpracht opkijkende
voorbijgangers. Iemand raapt zijn moed
samen voor vertrek in sluierbewolking.
De wind vlakt gunstig een strijklengte in
richting van trekvogels schokvleugelige straf.
Het lage ochtendgloren schept diepte
in de bestaande schemer, rood doorweekt
het licht dat schaduwen omverwerpt komt
een enkele beweging op het geluidsklaar
gemaakte leven van afhangend water.
Klaterend bladert het zilvergrijs een reiger
krijst het einde weg, kwakend met een kikvors.
Nimmer is een tijdsverschijnsel dat verstrijkt.
Ooit is dit moment een winde verder van een vin
die deze geschiedenis tekenend in het kielzog
weg laat sterven op gehoorsafstand van wintergasten.
Ze nemen intrek in het gewas dat uitgedost
het zaaigoed was op koude gronden. Uitgeraasd
zwakt alles, dat eerder zo uitbundig bloeide,
knakt verstikkend bij de wortelhals af.
Het leeggehaalde land rust zienderogen.
Een zucht snelt luider dan verwacht
vanuit een onderkomen in de nacht.
Er breekt een tak met verder bladeren.
De atalanta prachtig op groenlof lacht
in schitterende kleurenpracht opkijkende
voorbijgangers. Iemand raapt zijn moed
samen voor vertrek in sluierbewolking.
De wind vlakt gunstig een strijklengte in
richting van trekvogels schokvleugelige straf.
Het lage ochtendgloren schept diepte
in de bestaande schemer, rood doorweekt
het licht dat schaduwen omverwerpt komt
een enkele beweging op het geluidsklaar
gemaakte leven van afhangend water.
Klaterend bladert het zilvergrijs een reiger
krijst het einde weg, kwakend met een kikvors.
Nimmer is een tijdsverschijnsel dat verstrijkt.
Ooit is dit moment een winde verder van een vin
die deze geschiedenis tekenend in het kielzog
weg laat sterven op gehoorsafstand van wintergasten.
Ze nemen intrek in het gewas dat uitgedost
het zaaigoed was op koude gronden. Uitgeraasd
zwakt alles, dat eerder zo uitbundig bloeide,
knakt verstikkend bij de wortelhals af.
Abonneren op:
Posts (Atom)