woensdag 25 maart 2015

Puer aeternus

Oh ja er waren hele schone bij
bijna onbezoedeld nachtgoed
voor het slapen fris gemoed

maar hoe verfomfaaid toch
de ochtend aanspraak op
het eeuwig leven dan zo

benauwd klonk en wanhopig
de natte droom op niets uit
liep waar ze werden verdreven

teveel waren er niet langer dan de dag
die daarop volgde nog konden overleven
weinigen die zelfs de herinnering daaraan

geen nabestaan konden geven
hadden dan snel vergeten uit
de beknelde angst dat liefde heette

bewierookt en beneveld
bezwangerd van gebaarde zorgen om
de lijf en leden niet ongedwongen

konden bewegen maar gekluisterd
de ouderdom vreesde die alles echt
uitvreette wat er restte van dit leven.

De lente druipt af

spetterend verveelt de regen het water
geestdodend gerief omcirkeld verval
van water in vorm van druppels
speelt de lente grijs de winter na
een bezopen merel stemt dof
vanuit de kroon een keelklank
van eerder hoogste toon
in de sloot verkikkerd ligt
het broed ingewikkeld van
de eerder orgie op een hoop
samen geklonterd snot
spartelend eierdooier
vormt kikkervisjes tot slot