Doodgewoon een allerdaags verschijnsel,
jij hebt niet veel meer om het lijf.
Er speelt immers een boom van een gedachte
dwars doorheen. Het schiet wortel
of sterft langzaam af. Dan verander je
in distelveld en pluist nog even uit
of de wind je te grazen wil nemen
met voortplanten. Wat uitgesloten leek.
In al die andere gevallen
verijl je een vers of wat
op papier, een steen, een laatste zin
daarin weergegeven snik. Gelijk
herinneren een pijnboom, of om het even
ander naaldhout, Zwarte els of Ruwe berk.
Voor het leven of wat jij daar op P
tweeduizend zeven nog van maken wilt.
Hier op dit festivalterrein voor overledenen
wordt alle jaren, natuurlijk, springlevend
doorgefeest. Misschien ben ik daar later wel
die poel des verderf vol leven of
naar de kroon gestoten doodgewoon.
Ik stel me voor
dat ik hier
doodleuk
door je heen kan lopen,
want er is hier zittend
op die stronk niet meer
dood dan levend. Er vlinderen
wat gedachten rond in de vorm van gehakkelde aurelia dag
pauwoog atalanta en gamma uilen. En ik
werd gestoken door een bodemmug.
Misschien was jij dat wel: Nu echt dood
geslagen. Een laatste levensteken
druppel van mijn eigen bloed.
Dat klinkt natuurlijk ook
weer afgezaagd. Doodgewoon
levensvatbaar om bij jezelf uit te komen behoef je alleen maar
rechtdoor een doodlopend stuk bos te lopen daar
staan levensbomen tussen
puinkegels van dit bestaan