Ze gaat dood, dat zie je zo,
nu nog ruiend bijna op schoot.
De vrijheid lacht nog winterswreed
in luttele seconden overvallen
gemeende hagelstenen.
Daar zit ze bijna teder
verlegen zingend gebroken
akkoord besloten van de wijs.
Hoe heer en meester nog
zwart scharlaken het refrein
de merel me voor ogen stond.
Nu uitgefloten vederpracht
een laatste toonsoort heel
octaaf maar bijna braaf
de ogen sloot. Onomstoten
najaarsbeeld van kleur verschoten,
dor en broos trager
dan het laatste licht
uitzicht ontnomen
houvast aan de armleuning
onderkomen hout gerief
gestald meubelstuk
daarop doorbroken lam
gelegd, ik zag haar komen.