die schilferig neerdalen op sneeuwwit papier zoals hij eerder nog een
kruidentuin bewerkte
met eenjarigen wetend dat de winter nadert geen plant het overleeft
anders dan bedekt
vielen regels op papier samen in een schrift hij bundelde zoveel
gedachten als gevoelens
dat toelieten in deze onbegrijpelijke zinnen
waarin het groen nog geurend mals verlamd van poten moeizaam in aarde
wortel schoot
met gemak van deze regenachtige dagen
waarop een klemtoon van water vochtig lag
in druppels beschreven parelende damp
nog hopend op een nabloei in de herfst
van de herkenning die specerijen geven
in de vervreemde smaak op eten
dat de tong omgeeft met tegenspreken zoals
de mol op wormen jacht nooit de opgeworpen
hoop uitgeeft die priemend op de grond
toonbeeld is van verscholen leven