maandag 15 april 2013

Het minzaam lied

Dit trager vers stroomt loom uw ogenblik in
verwelk het niet maar verwek het
gelijk uw kinderdromen nog de dag bekroonden voor het u ten rustte liet
onbevangen bloem wier oog op u
gericht in kleuren helder twijnt het zachter evenbeeld dat u bemint
maak teer en verweek nimmer
meer
hoezeer ook het hart van de tijd
u gadeslaat met gaten aan
een heugelijk feit zo zelden nog
haar milde huid u laven laat
keer wederom de hand die streelt
het weefsel dat zij omgorde in vuur
uw zinnen liet in de louterende lust
die daar uitvloeide over ieder onverlepte woordenstroom
dat nimmer stilde anders dan ineengeslagen tongen spraken

'N koele ochtend

De zon krimpt trager nog
uit het rood omhoog
een rat knaagt gestaag
de oevers van het kerkhof kaal
het is een in het wit geklede vrouw
aan mij voorbij gegaan
de kastanje velt en breekt
het laatste oordeel wel
ze glimlachte mij aan
in het zwart haar evenbeeld
een schaduw welk snel
overijlde dwaalt in het kort
een stonde en ik begreep
vervagend dat in het helder licht
een vergezicht zozeer nabij
mij voorbij een ogenblik bleef