er stak iets, dat zijn stekels, in mijn geweten
er bladerde pril loof en het regende toch
beluisterde met aandacht m'n echo die mij aansprak
roepende in deze rosé oase beluisterde ik
er een tred van eerder
waar schoorvoetend een vrouw nog
van de poëzie begaan
beroerd was in nu verstomde taal
van velen waar ik niet toe behoorde en
vroeg me af hoe zij mij alleen verstond
dat centrum van het universum
onder deze zonnewende
waar ik mijn regenschaduw betrad
waar druppels vocht van het blad
waar met mij alles afdroop wat ik uitriep
wiste hoegenaamd geluidloos ook haar gang
hier doorheen waar zij aan keerzijde te luister
had gestaan vanwege haar zin daarin de schoot
haar lover gedicht verstild had daar gelaten