dinsdag 11 januari 2011

Ondergaan

Ik reed door een laan met scheef gewaaide abelen
zo verbond 't een kanaal met verder weg kleinere steden
de weg daardoor was met vaste regelmaat dwars doorsneden
waar de bleke zon daar licht laagstaand doorspeelden

de aan weerzijden omzoomde weg viel in het niet
op een afstand bezien door het land tot in het verschiet
een lint van weglopende kleinigheden van nietig geboomte
hier kwamen kanten van de weg in een puntje uit gewoonte

alles was in stilte weergegeven uit mijn hand geschoten
zonder dat de verbeelding zich erin hardop uitsprak
kwamen de slagschaduwen gelijkmatig in beweging
ondanks de ruisende kronen bleef verder alles bij't begin

onveranderlijk boom voor boom hoorde ik me echo klinken
die naijlend telkens opnieuw verdween onderwijl doorreed
tot ik geen abeel meer hoorde om m'n schaduw terug te geven

--
R