maandag 16 juli 2012

Het voor, maar niet voor ons.

Het
sluipt op kousenvoeten rond
komt on- en ook gevraagd hierom
neemt te pas en ongepast de tijd
maar ook de ruimte in kortom
het is
het trekt er ook op uit voor ons
krijgt hoe dan ook maar ook
weer niet ons te pakken wij
tekeer gaan tegen of juist niet

Wij zijn daarin maar ook niet
meer dan waar wij uit voor't ge
komen zijn zijn wij niet meer
tekeer gegaan daaruit vandaan
dan wij een noch in het ander
zijn tegennatuurlijk in ons

gekeerd en weer zo vreselijk
tekeer gaan met wat ons rest

Dit huis wordt uitgewoond

Een leeg gehaald gevoel
dat niets bevat niets omvat
dat ruimte aan niets anders
bood dan onderkomen
waar ik in kon komen
het uit kon wonen
dit huis wordt uitgewoond
geen blik meer waardig
wordt gegund
aan de voorbijganger
die steels nog
daar stond
geen ruimte is getroffen
het woongenot eruit
is op de schop genomen
dit huis wordt uitgewoond
gewoonweg opgeruimd
tot leegstand toe
is met geen woord meer
te beschrijven uitgeschreven
zelfs de naam
waar het voorstond
is nummerwaarde
dit huis is uitgewoond
genot met wat daar is
genoten tot slot op slot
daar gelaten waar
het tegoed stond
waar het goed stond
voorwaar het stond.

Ikben ®: Onsterfelijk vers

Ikben ®: Onsterfelijk vers Ik heb een windbuks opgelopen,
hij liep frontaal hard in het verstaan. Dat gaf
mij te denken: hoeveel lucht ik ben. Ben mezelf
maar eens terug gaan lezen, Ziet de titel die ik
net bedacht. Had ik eerder al iets opgeschreven.

Toch bleef de onsterfelijkheid daarvan in leven,
dus heb ik me neergelegd bij deze link naar het verleden
vanuit dit opgelopen heden. Waarmee ik wat verlegen
zit is de koelte van de lenteregen die zo tekenend is.
Dit na zoveel jaargetijden heen en weer bewegen
op de grollen van seizoenen die mij aandeden alsof
er minbaar vatbaar voor zijn is om voor te leven.

Om dat ouder worden heen

Het valt op dat afvallen met bewegen gaat
de zon meer vat heeft op wat je haar eens
was je het niet meer dan is plooibaarheid
welvoegelijk een gebaar tot rimpelen in
de tijdgeest die tanend met gewrichten
kraakt en overlijden steeds vaker gezel
of zelfs leeftijdloos toch eindig dood
er is iets vreemd met jeugdigheid dat
jonger oogt dan je het was maar dat
ook de oudere steeds vaker jonger lijkt
in de verbeelding van onsterfelijk zijn
in de voortplantingsdrift is slechts
fantasie want fantastisch is het gelul
allang niet meer zo in eens staat daar
te lezen het valt te vrezen het is
vergaan zo ook
worden herinneringen aan lopende
banden geboren eindeloos tomeloos
maar hopeloos gegeven zo is leven
tot het moment dat buiten nog opvallend
de verwondering bloeit in kleurenpracht
verbazing wekt met wat gezang de dauw
neerploft op bleker blad dat vochtig nat
de stam verlaat en alles weer gewoon past.