het leven gaat te hevig tekeer
en keer op keer die haren daartegenis geen huid bestand met raken
aanraken is nooit zo irritant geweest
sinds horden in het gelid aan ongeluk
zaaiers de bomen van geduld omzagen
de stammen ooit stram in het gelid
zijn harige potentaten waar stromend
naar omhoog het vraat de hemelboog
bestormt die als groen nog getuigt
van zomer draagt straks z'n herfsttij
en slechts de bloem haar vriend
zal menigvulger dan het lijkt
zich tegen de vlinder keren
af te leren wordt een overlevingsdrang.
--
hakuna matata,
ries.