donderdag 12 juli 2012

Hoop op gevend

De handen konden reiken de vingers raken ik heb de huid verkend maar niet het leven dat daar in verborgen lag.
De straten zijn verlaten de bomen verzwegen opgelicht ontworteld uit de aarde kinderstemmen stierven weg in klinkers op de hinkelbanen fluisterend hun namen Ricardo won terwijl Hazan de stuiters weg had gegeven.
Er werd gevochten in de kolonie mezen om de zomer de lucht tekende in zwarte vegen deze dag verder van mij af.
Wie mij tegen kwam in de nacht mocht me nemen want de regen of de nevel wisten wel wanneer ik vol was verkwikt verzadigd van de verzwegen stegen waarin ik verstierf.
Mijn gedachten zijn in het park verdwaald, ik kwam ze in de blauwe schaduw tegen maanziek spelend daar. Ik zag me gaan zonder vragen hoe toch of waarom.

Gemaalplaats

Wij liggen hier zij aan zij
uit de vaart genomen tot malens
toe kristalhelder waterpaar
met de oevers onontbonden

Waarin tussen ik de benen strek
pleeg als braamsluiper onomwonden
door de stekelige aangelegenheid
de zintuigen naar de blauwborstjes
toe gegeven het was de lust

die brandend op de liezen doofde
wijl ik netelig door zon omvatten
me gaan liet over de grazige wateren
van haar aaneengeregenheid die mij
beminnelijk toe spreeuwde
de zomer kent je ware rood
verbrandde aangezicht






R

Hij maakte zich een boekje en boekte zich daartoe zelf onder blauw laken op een kussen hoge zon.

Lang stond hij stil te verduren
Uitgerekend op een sonnet
Chanteerde hij getekend
Een opgeschreven portret
Baarlijk kwam welhaast maagdelijk
Eerbaar en eetbaar vers
Reisleiders zijn tot een gedicht
Terwijl de jaargetijden uitkookten