zondag 20 maart 2011

Voorwonderlijk


Zo eenzaam toch die wolk
van een gedachte die mij bevat
ik zat dan ook genoegzaam
het grijsgroen te bewonderen
van bijna ontloken look

dat me de das omdeed met lijken
op het dalkruid de leliën
waarnaar ik toen uitkeek
met voet bij stuk houden
hoe het voorjaar bleek
uit luttele krokussen
waarop zachtsussend hommels
uit de grond van het hart
neerstreken begraven in de bodems
van safraan rondom kelkbladeren

hun zwart gebandeerde lijven
geheel bestoven weer met gemak
verder vlogen mij het nakijken lieten
in verwondering hoe zo'n gewicht
op de wieken verder vliegt

er was genoeg met er toedoen
ik had het ook niet te doen met overleven
zoveel overdreven zon beschenen plekken
je kon het blauw zien weerkaatsen
van de lege hemel
waar alleen de zon bij afstak

niemand die zich nog verveelde op z'n gemak
luieren bleek gewoon bruinen
met wat lente kriebels op zak
om ijsjes van te kopen

niets deed er nog minder toe
alles was zoals het hoorde licht
zo hier en daar brak nog een tuinder door
de geluidsbarrière met een kettingzaag
die afgezaagd de kale stam van takken ontdaan
als boom velde tot er niets
meer van overeind stond aan het einde van die dag

deze felbegeerde in het oogspringende dag
waarop iedereen zolang had zitten wachten
maar nu eindelijk eens doorbrak door verblindend
grijsgroen dat hier oogstrelend maar verwarrend
fraai gedicht de bodem tuitend tooide
op de glooiingen van het taluut
geen look zonder look als lelietjes
der dalen maar wat gelukkig toch
nog geurend in 't doorwaden daslook bleek
gewoon geen weet hebben
ben er zelf van overtuigt
wat ruwaderig van binnen
bij gebleven dat leven
zich alleen maar van buiten
toont met domweg ademloos doorleven

in het belangeloos vergeten
maakt de werkelijk zo schoon
in weten dat vergankelijkheid
doorleeft
tot in m'n onvertakte nerven
van het onbeschreven blad
ontluiken tot bederven

-een mens zou daarbij vergeleken
éénzaadlobbig moeten zijn
in plaats van zo gespleten
halfslachtig leven
gedeeld in tweeën

Het ontstaansproces van open plekken

Door een woud van regels leven
geen lettergreep er van begrepen
van iedere zin ontbloot bestaan

opzoek naar die ene adempauze
desnoods een komma of dubbele punt
maar geenszins al de voldongen leegte

die omgeven door de schrijfwijzen
met hun eeuwige belezenheid
waarmee beleden toch hoe zeer

met pijn in de lede ogen smart
het woord tot steen verhard
gebakken licht als woordenschat

slechts voor misdeelden te verstaan
die door scholing afgericht het zichtop
iederander leesteken uit 't oog verliezen


(die eeuwige leegte tussen de regels lezend
die de pauzes inlassen van heerlijke nietszeggendheid)