legde zij haar betraand gelaat
voor eeuwig vast, zeg bevroren
immers de traan bestierf het
onverdroten om daar zo hard
zowaar parel gelijkend glazig
door poëtisch geweld te voorschijn
getoverd daar woorden van smart
vertederend zacht haar te beroeren
dat diep verdriet dat onomvloerst
genot van zielenroerselen laat haar
zo smadelijk onbeschaamd de vrije
loop gesmeerd de melancholie
van de toonhoogte verschoond