De schoonheid valt met rijp samen in verval
Zoeter wee smaakt hevig waar beurs al vlees
Stram deert niet de lust zo bot te vieren
Waar schim en spel vanuit de schaduw vaag
De begeerte weelderiger loof hoogtij tieren
Kleurt het vlees zo zachter malser nog
Dan priller eerder ooit de jeugd de lente
Mager eerder dan slanker af in het genot
Dat alles op z'n laatste benen vreugd en zin
Zo ongedwongen als een kind elkaar weer vindt
Om zonder te treuren om korter licht
Te vallen voor de nachten zwoel alvoor
Alles steeds vaker in woorden samen
In de herhaling hoort het geheugen zich
Het herfstkleed naar de winter schreit