donderdag 4 oktober 2012

Mokumslag bij heldere hemel

Waar ik eens louter thuis hoorde klinkt nu steeds vaker
woest geraas. Ik maalde vroeger om nergens toen tijd
overal scheen, gelijkmatig uit de hand gevoerd op m'n gevoel.
Hoorde nog hoe 't verging toen de bodem werd weggeslagen.
De havenmond het gebit getrokken gapend nabij het ij
geschaad aanzicht speelde, pleziervaartuigelijk opgescheept.
Stomverbaasd hoe afgezet de staalstraat overging in doodlopend
gespui van het amstelland daar ten grondslag omgeven nijverder
in het ververs van oudzeer dat het zover geschopt heeft, ziendend
ogend op ronddolen van kinderogen steenslag verwijderd uit
opgeleukte gekrochten, slopen uit de sloppen daar mijn jeugd,
verworven verdorven rot en wezenloos verholen in m'n gedachten
en omliggende grachten rond. Ik vergewiste hoe afstandelijk dit
was. Ik was het eens waar ik niet hoorde.

Het hectisch hart

Lieve schat ik ben uit
je hart van de stad ontsnapt
zit nu gelukkigerwijs zowaar
weer onderweg ver
beneden peil onderweg
naar 't leeggehaalde pand
waarin ik weer zo goed
gelucht op adem komen kan.