vrijdag 13 augustus 2010

Toen

Tijd nog sluimerde in slaapstand
alles eenvoud niets
anders dan gemak
met vieren van teugels
stilstand op het oog
hoe stof kon dalen
wegen plooiden
tot karrensporen alles
uitsleet zelfs geduld
vastliep in hoefgetrappel
onrust viel te bespeuren
op een jaagpad
iets verried scherp
op de snede 'n eindje
verderop sliep in toen
met verbazen 't ontwaken
dat niets zo groot
met voortsnellen
voorbij ging aan de tijd

't altijd lente in de ogen

Zwaar water aan de Lanen
langs razende vrije dagjes mensen
die hun pleziertjes op de kogel gezet
met hutkoffers boordevol geluk
hier in vertoeven in dit
doorbrekend licht

de babytjes al klaar gezet
op zolder voor het vertrek
biedt dit Friese land een afrit
met een uitverwijzing
waarop in alle rust
de bootjes dobberen
ombekommerd overbewolkt
vergezicht waar ik van geniet

Geluk niet

Vandaag niet, vandaag
kan ik mijn geluk niet op
ga niet gebukt
neem geen voorschot op
morgen maar laat alles los
dat lost veel op wordt suiker-
water zoet opgelost
een bittere pil met bijsmaken
gemaakte schijn in zeker-
heden in bijgeloof
is geen eeuwigheid
maar filmbeeldjes
dit getal en deze dag
samenzijn op toeval
rust dun gevoelig
laagje bekrast geweten