zaterdag 12 mei 2012

Ik zwierf eens

Door haar denkbeeld dat in steen voor mij was uitgehakt
lag een gedachte bloot te beven in een verkleurde herfst
tijddodend wachtend op de val van blazend trompetgeschal
toen alles wel was uitgevreten van verlangen

nu een kwart eeuw geleden uitvergroot gekoketteer
vergroeit gezoogd verlangen van de moeder nog
die ooit haar opgroeiende deelgenoten gaven
zijn stil blijven vallen, vallen van verlangen
waar iedereen in gevangen zat
van leven opgewacht

Van horten en stoten

Net als een ingreep liep zij, nee loopt,
in de tegenwoordige half uitgeklede tijd
Eros zal dit gemis aangrijpen met één
overspelige hand terwijl de ander
hulpbehoevend de vergetelheid zoekt
ze was er vroeg bij na later bleek
inbegrepen van dit gemis genezen

Blauwgelaarsde

Gekapt door windkracht negen
haar benen hoog bloot opgelopen
de handen nauw omsloten
in het tuig dat ze beteugeld
over de catwalk op de kruin
van de dijk die zij overziet
heupwiegend na't amputeren
baande zij zich ontdaan weg