de kransslagader van dit betonweefsel binnen
het gaat als een getijdenstroom
op ritme van galop de holle gangen door
soms zijdezacht als bloedplaatjes
verplaatsen de soepele zolen zich
onophoudelijk is de stroom
er wordt geen onderscheid gemaakt
tussen kankercel of belichaamd goddelijk deel
alles beweegt, loopt, rolt, kucht, rochelt babbelt
zwijgt, hijgt, blaast zich heen en weer
de wanden lichten op gelijk het hemelgewelf
dat glimmend een stralende dag belooft
bekleedt in weerwil van de dag gaan handen
gepaard, alleen of stevig schuddend op
en neer zelfs verborgen verraden ze nog
of er nog houvast geschonken wordt
aan een toekomstbeeld, dat scheelt.
de voorstelling van het doordeweekse
showt bijna als vitrinekast waarin musea
etaleren hoe veelbelovend ook tentoongesteld
de kunst van overleven overgeleverd wordt
op deze midweeks tegel geplaveide vloer
waar ieder moment zich in bevindt
alleen snachts snakt de stilte naar omhoog
wegstervend galmt een echo zeer
leeg verlaten een andere sfeer.
--