De groene engte in het verschiet
wat doorweekt grazend zwartwit
een wiebelde horizon in een horizon
spiegelbeeldig schat ik de afstand in
barrevoets schrijdt nog een enkeling
de conducteur knipt digitaal
onverstoorbaar wreed z'n vingers
er wringt iets op de chipkaart
die onuiteesbaar spoorslags regen
tot neerslag maakt in het ritme
van de leegte die in rap tempo
voorbij het perron raast
het geheugen was ooit ruim
twee filmrollen sterk
kan de tijd niet meer vatten
hoe met gemak
zesendertig indrukken
werden vastgelegd
herinneren zonder het te wissen
wat nu een uitgemaakte zaak is
om de tweede dimensie te missen
wat voorbij raast in een oogwenk
van de vergetelheid de leegte
van de tijd die uitbeeldt
van de ruimte
van de coupe
van de ramen
van de geest
van wat ooit
van wat is
wat is
geweest
het spoort niet
met het geweten
dat dwarsliggers
uit beton
anders denderen
dan eikenhout
weleer
we
bielzen razend
door de rust
voort gedreven
bezeten