Ik heb m'n licht eens opgestoken
in een dagblad het smeulde zacht
er gloeide zwart-witte letters uit
papier
een Surinaamse man die
de tijdgeest ziet voorzag
niet hoe de toekomst
ook hem toekomt met zichzelf
een anderstalig kranig manneke
dat mooi Frans spreekt achteraf
zou het Roemeen geweest zijn
vult geregeld een kolom woorden
dat communicerend vat waar licht
uitbrak uit z'n exotische naam
een schrijver die z'n moeder mint
voor ze dood ging als een kind
en hij de oorlog liet herleven
die hijzelf uitgewoed in z'n geschrift
niet achter zich liet besterven
de eerst sprak de gek is ongeneselijk
zendt hem weg waar hij thuis hoort
hoe moorden uit het woord ertoe doet
de Irakees is gek genoeg om oma
en wie weet wat meer te beroven
van het enige dat menswaardig heet
De tweede weet het zeker iedereen
is gek die niet ziet hoe de fanaat
liever dood dan godsvrucht zaait
de complottheorie luidt compleet
haat laten kiemen in een volle kerk
ongeëvenaard overstijgt dit de evenaar
wat brengt het ons dat zoveel mankracht
in een keer de krant tot onheilsbode biedt
wat de mensheid in zichzelf niet ziet
en op het achterblad een kale plek
waarop eens het grootste kwaad
weggevaagd nog slechts een bedevaart
voor iemand die beton voor fundament
aanziet