de dop toch blijft het eitje zacht
uitgekookt de dooier levenloos
kippiger geruimd pluimvee dat
slechts door zwanenzang in slaap
gewiegd het noodlot tart waarop
het wacht tot alle toegangswegen
afgezet doordat de kippenneuker
(die warme woorden mist bij al
dat koudbloedig leed dat hij aan
richt en wenst zich vogelvrij
van al dat wild dat rond vliegt)
lak heeft aan de poep waarmee
contact gelegd het kakelbont
besmet massaal de dood herwon