zo halverwege de grensovergang
staat een vervallen gebouwtje
waarin afgeleefd van ouderdom
de grensbewaker nog overleeft
haalbomen opgehaald en seinen
staan nooit meer op rood
het doods daar op halverwege
de opgraver met vondsten uit
het verre verleden passeert
zonder hinder maar afgeladen
de post van het heden zo'n
onbewaakte ogenblik dat
niemand hem waardig gunt
hij sleept het leed besloten
in eigendomsrecht
en bezittingsdrift
en bezittingsdrift
ongemerkt
de grens over
de grens over
van het betamelijke
beroep doen dat oud zeer
nu eenmaal zeer oud niemand
deert behalve degene die teert
op oude open gereten wond
verkorst verweert maar verder
ongegeneerd de grens
van het betamelijke passeert
dat niemand nog interesseert
tot iemand opstaat die beweert
dat hij het lijden is verleert