vrijdag 17 februari 2012

Ik ga ook maar eens voor gaas

Ik lag daar maar wat lidsteng en kapot
gevroren in het gras, dat eerst nog knisperde,
even maar, voor de dooi in trad.
Ik hoorde aandachtig mezelf doorlopend,
een hartslag ging hard aan de slag.
Bijna tijddodend zoals ik
daar lag. Het scheelde dan ook maar
een haartje wat ik niet in mij had.

Hoe vreemd kan ik hèt toch laten lopen,
terwijl ik daar zat op mijn dooie gemak
zat, in de plas van toen het dooide.
Ik had een punt gemaakt die scherp leek. 
Maar uiteindelijk toch brak in het spiegelend oppervlak.
Nergens meer van op keek ik zo vreemd  naar 
het scheen. Zo had ik toch wel veel van doen,
alvorens de koude van het nat me overviel..

Ze hadden gezegd dat het geen eer was
om te behalen, dus zat er niets opdat 
dan nat te gaan in dit moeras, dat inmiddels
mij tot de enkels stond. Het dooide immers
niet meer, alles was sompig maar vloeibaar
om mij heen verschenen van pijlkruid tot plomp
verloren bladeren waarin ik parelen geluk las
Zocht en vond houvast dat meer leek 
op een uitzichtloosheid van neerslachtigheden  
waarin het in de rede lag te waternavelstaren. 
En  in mijn geval toch halfslachtig was. 

Ik schrapte mij, zette mij schrap,
tegen alles wat wel wat was. Was zelfs 
redelijk doordacht. Maar deed niets ter zake
met wat al uitgewerkt daar lag. 
Een strohalm van inmiddels verdord gras, 
een oeverloos geheel waaruit geen peil te rekken was.
Zodoende was ik af, niet zo zeer
afgewerkt of zo, maar veel meer droog gevallen meer
ook niet. Achter hoog opgetrokken wenkbrauwen 
van grote grazers, opgesloten, die zich te goed deden.


-
R