donderdag 25 oktober 2012

Nachtblind

De nacht fluistert zachtjes in je oor
geeft ongehoord bomen namen
draagt straatlantaarns voor laat 
het aangebonden aan haar en 
onverlet de schaduwzijde tonen

waar't omdraait verschijnen
koplampen regen trommelt
ongedurig op vuilnisbakken
om de hoek gaat zij ermee

vandoor in koor schikken
de kraaien zich in't gehoor
op z'n retour ze gaat ervoor

klinkers glimmen meesterlijk
in het weerspiegelend oog
het is geweten zo beslagen

daar zijn ruitenwissers voor
geldwissel teveel getrokken
tekent het verdoofd gelaat

portier slaat toe op alleen
verkleed straatbeeld zijn
was voor de kost gegaan

een schamel lichaam in
een te mager bestaan
een bijster banden spoor

voor wat verloren werd
is alles opgemaakt daar
wat ooit is zoek geraakt

zo licht in het hoofd speelt
hier het welluidend akkoord
rood de onbewaakte overweg

In vruchtbeginsel

Ik ben de appel sprak het ei
in de kiem gesmoord nog blij

dat zaad daarin de week
gelegd in vruchtvlees

is in beginsel van mij
al schiet het wortel

wordt het boom ik
blijf daarbij het ei
cel die doodleuk

deelt wat is erbij
het is en blijft zo

onlosmakelijk maar
smakelijk het leven

na mij.