De dagen waren lang, meisjes borsten bandeloos
dansten op de dam waar rond kerst
een lullig boompje kwam te staan
alles was wat kariger en mager ook
vuurwerk
nog niet uit de boze en verder
was niemand echt bolle boos
je mocht nog mee doorgaan
doodgaan of gewoner opvallend
zij
alleen je ouders waren uit
de ouwe doos gelijk oliebollen bij
de vleet koud vuur tot het je zuur
op brak maar iedereen was aan
het grass het gas en de juten zat
waren nog met verkeersborden
in de weer
iedereen ging tekeer of juister
luister nog een keer tegen het verkeer
dat
op het balkon van lijn 7
met houten lijsten te aanschouwen
viel met een luttel koopavondje
voor het plezier en kattenburg nog bevolkt
zich niets gelegen liet of anders
was dan een kroegentocht
met vaag nog een herinnering aan het geboomte
op museumplein
was mokum meer madurodam
dan een volwassen stad
waar puberend je jeugd afsleet
tot de afgrond rondracend gevaar op
de floret die anderen weer kreidler
noemden voor de pret
met vreemd genoeg een noordzijde in west
dat naar het scheen
een winput is geweest
voor zand dat iedereen in z'n ogen wreef
toen alles opgespoten leek
op een woestijn en leven meer en meer
drijfzand bleek waarop nieuwbouw werd gepleegd
en roofbouw op het waterlooplein
slagveld van de metro werd
en ik bekneld tussen Osdorp
en het geuzenveld roemloos
in een slotermeertje zwom
waterratten bleek die dagelijks heen
en weer de grote stad aan deed
omdat alles door weer en wind omgeven
daar tussendoor m'n dagen sleet
in alle toonaarden
van de jubelende tijd.