Er komen steeds meer mensen op straat te staan.
Al koopt iedereen zich suf en blut, blijven de etalages leeg.
Leegstand is dan ook schering en inslag van winkelruiten,
waar steeds vaker toch spiegelbeelden lopen.
Niemand heeft nog oog voor de vergeefse moeite,
te komen om te kopen is gewoon weg; uit de mode.
Wat rest is tijdverdrijf van de doellozen, naast de daklozen
een hopeloze stroom stadsplattegrondlopers.
In afgemeten pas komen de recreatieve winkelaars
aangelopen, lavend of laveloos aan koopjes.
Er zijn hier en daar nog restjes waarom gestreden
wordt, door vrouwelijk schoon dat graag ten toon
maar uit de toon valt voor stringetje rosé;
dat het angstzweet van falen uit de bilspleet
kan wissen wanneer het weer eens misloopt.
Met er naast gegrepen ook nog de miskoop
op de koop toeneemt waar iets uit de opruiming
betreft. Zaken die eerder nog zo waarde- en
gloedvol aangeprezen werden voor een euroteken
dat over de neus heen getrokken zo overdreven leek.
Nu staan het winkelbedienden publiek
naast het winkelend personeel
de lege schappen te bewonderen,
waar eerder nog de tering voor naar de nering
gezet werd, louter uit op het begeren.