zaterdag 16 april 2016

Een liefde

















Onomwonden
doet de klimop
d'r uiterste best
zich te hechten
aan de boom
die voor haar
is
bestemd

Grenslastpost

Temidden van de rollen prikkeldraad
staan gehuld in zwijgen de drenkelingen te kijk
met zo nu meer dan dan een vlaag verstandsverbijstering 
die woester dan de storm opsteekt in golven wildgebaren
dan weer verstomd en afgedropen terug gekropen
in hun linnen onderkomen daar het hen aan moed ontbrak
retour te nemen naar het graf van afgehakte familieleden
ze weten zich een met kinderen nog pasgeboren 
in dit naakt bestaansrecht van ontheemden
het legioen verzetshelden met niet meer dan hun hachje
dat meelijwekkend door supporters van de vrijheid 
wordt bezien met lede ogen onder het geschal 
van loftrompetten Vanaf de tribunes van triomf 
 hoe mededogen zich afwenden
van dit vreselijk voortvluchtig vergezicht.






Koude kleren

Er komen steeds meer mensen op straat te staan.
Al koopt iedereen zich suf en blut, blijven de etalages leeg.
Leegstand is dan ook schering en inslag van winkelruiten,
waar steeds vaker toch spiegelbeelden lopen.

Niemand heeft nog oog voor de vergeefse moeite,
te komen om te kopen is gewoon weg; uit de mode.
Wat rest is tijdverdrijf van de doellozen, naast de daklozen
een hopeloze stroom stadsplattegrondlopers.

In afgemeten pas komen de recreatieve winkelaars 
aangelopen, lavend of laveloos aan koopjes.
Er zijn hier en daar nog restjes waarom gestreden
wordt, door vrouwelijk schoon dat graag ten toon
maar uit de toon valt voor stringetje rosé;
dat het angstzweet van falen uit de bilspleet 
kan wissen wanneer het weer eens misloopt.

Met er naast gegrepen ook nog de miskoop 
op de koop toeneemt waar iets uit de opruiming
betreft. Zaken die eerder nog zo waarde- en
gloedvol aangeprezen werden voor een euroteken

dat over de neus heen getrokken zo overdreven leek.
Nu staan het winkelbedienden publiek
naast het winkelend personeel
de lege schappen te bewonderen,
waar eerder nog de tering voor naar de nering
gezet werd,  louter uit op het begeren.


Zo zie ik me graag

De man alleen 
op de rotsen
op steen
trotserend het allergrootste
gevaar onbevreesd maar
ook nog eens onbevangen
werp ik mij onverschrokken
over het gebergte heen
laat geen illusie aan de ander
slechts mij alleen valt dit
ten deel klauterend langs
stijle afgronden ravijnen
zo u wilt laten mij koud
gelijk de eeuwige sneeuw
onder mijn voeten smelt
met ijzingwekkende luchten
bulderend langszij
bekruipen imposante 
wolken tot mijn kruin
alleen ik op het werelddak
aanroep de hemel hier
op aarde toe wees ik 
blijf in mezelf alleen


--
R

ik ben niet  zo van papier!